Betreft: standplaatsenbeleid
Losser, 8 maart 2019
Geacht College,
Onlangs hebben wij in de commissie vragen gesteld over het standplaatsenbeleid en wel de volgende:
“Onlangs is een standplaatsvergunning voor 3 jaar verleend voor de verkoop van gebraden kip(producten). Zowel het CML als ondernemers zijn hier niet gelukkig mee.
1) We hebben het standplaatsenbeleid voorbij zien komen, maar wie beslist er uiteindelijk wie wel of geen vergunning krijgt en op welke criteria?
2) Wordt dit overlegd met de ondernemersverenigingen en in Losser met het CML?”
Het antwoord van wethouder Nijhuis was dat het college beslist aan de hand van criteria die de raad eind vorig jaar heeft vastgesteld.
Dit antwoord is NIET correct. De raad heeft alleen het parapluplan standplaatsen vastgesteld. De nota standplaatsen gemeente Losser is vastgesteld door het college in mei 2018 en is ook een bevoegdheid van het college.
De raad heeft een besluit genomen over het planologisch mogelijk maken van standplaatsen, met andere woorden, dat juridisch planologisch is geregeld dat het innemen van een standplaats niet meer strijdig is met het bestemmingsplan. Het aantal, soort en de branchering van de standplaatsen in geregeld in het door het college vastgestelde beleid.
Wij zijn bij de vaststelling van dit parapluplan ook uitgegaan van wat er over de participatie stond, nl. en wij citeren: “Daarbij zijn de wensen van verschillende stakeholders zoals de huidige standplaatshouders, winkeliersverenigingen en de marktmeester betrokken”. Voor zover wij weten is dit laatste t.a.v. winkeliersverenigingen/CML niet of in ieder geval niet naar behoren gebeurd.
Er zijn op dit moment twee vergunningen verleend voor een periode van drie jaar (kipproducten en kaas) en dat heeft veel commotie teweeg gebracht bij winkeliers die dit als oneerlijke concurrentie zien.
N.a.v. het standplaatsenbeleid en de verleende vergunningen heeft de fractie van Burgerforum volgende vragen:
In afwachting van uw antwoord,
Tekenen wij,
Met vriendelijke groeten,
Lies ter Haar, fractievoorzitter Burgerforum
Losser, 8 maart 2019
Geacht College,
Onlangs hebben wij in de commissie vragen gesteld over het standplaatsenbeleid en wel de volgende:
“Onlangs is een standplaatsvergunning voor 3 jaar verleend voor de verkoop van gebraden kip(producten). Zowel het CML als ondernemers zijn hier niet gelukkig mee.
1) We hebben het standplaatsenbeleid voorbij zien komen, maar wie beslist er uiteindelijk wie wel of geen vergunning krijgt en op welke criteria?
2) Wordt dit overlegd met de ondernemersverenigingen en in Losser met het CML?”
Het antwoord van wethouder Nijhuis was dat het college beslist aan de hand van criteria die de raad eind vorig jaar heeft vastgesteld.
Dit antwoord is NIET correct. De raad heeft alleen het parapluplan standplaatsen vastgesteld. De nota standplaatsen gemeente Losser is vastgesteld door het college in mei 2018 en is ook een bevoegdheid van het college.
De raad heeft een besluit genomen over het planologisch mogelijk maken van standplaatsen, met andere woorden, dat juridisch planologisch is geregeld dat het innemen van een standplaats niet meer strijdig is met het bestemmingsplan. Het aantal, soort en de branchering van de standplaatsen in geregeld in het door het college vastgestelde beleid.
Wij zijn bij de vaststelling van dit parapluplan ook uitgegaan van wat er over de participatie stond, nl. en wij citeren: “Daarbij zijn de wensen van verschillende stakeholders zoals de huidige standplaatshouders, winkeliersverenigingen en de marktmeester betrokken”. Voor zover wij weten is dit laatste t.a.v. winkeliersverenigingen/CML niet of in ieder geval niet naar behoren gebeurd.
Er zijn op dit moment twee vergunningen verleend voor een periode van drie jaar (kipproducten en kaas) en dat heeft veel commotie teweeg gebracht bij winkeliers die dit als oneerlijke concurrentie zien.
N.a.v. het standplaatsenbeleid en de verleende vergunningen heeft de fractie van Burgerforum volgende vragen:
- Erkent de wethouder (het college) dat de beantwoording in de commissie ruimte niet correct was?
- In onze ogen is met de laatste twee afgegeven vergunningen geen sprake van verrijking ván en aanvulling óp het bestaande winkelaanbod en heeft het geen toegevoegde waarde. Wel is er daardoor sprake van extra concurrentie en bestaande winkels hebben het in deze tijd vaak al moeilijk. Hoe ziet het college dit?
- Waarom is er geen (of in ieder geval niet voldoen) overleg geweest met winkeliersverenigingen en/of CML?
- Is het college bereid het beleid te heroverwegen en alsnog in gesprek te gaan met winkeliersverenigingen en CML?
In afwachting van uw antwoord,
Tekenen wij,
Met vriendelijke groeten,
Lies ter Haar, fractievoorzitter Burgerforum